In Wil, het alom geprezen vijfde boek van Jeroen Olyslaegers, leren we het hoofdpersonage Wilfried Wils kennen. Een oude man wiens kinderen en kleinkinderen zich van hem hebben afgekeerd. Zijn vrouw is gestorven en van zijn dichterscarrière schiet enkel nog een lemma in een literaire encyclopedie over. En dus gaat hij maar aan zijn kleinzoon schrijven over de oorlog, toen hij als politieagent moest meewerken aan de razzia’s en arrestaties van joden in Antwerpen.
Om die joden geeft trouwens niemand nog. ‘Om een jood geeft niemand nog een kloot’, wordt ergens in het boek gegrapt. De bevolking grijpt niet in als er joden worden opgepakt. Niemand had toch al veel op met ‘dat volk’. De enige in het boek die het daar moeilijk mee heeft is Lode, een collega en vriend van Wilfried. Tegelijkertijd heeft Wilfried ook contacten met collaborateurs die er alles aan doen om joden op te sporen.
Jeroen Olyslaegers belicht op deze manier heel mooi de twee kanten van een geschiedenis die we al goed kennen en waar al menig boek over is verschenen. Hij doet het echter zo dat het allemaal heel nieuw aanvoelt. Het verhaal had evengoed over vandaag de dag kunnen gaan. Daardoor wordt het meer dan enkel maar een historische roman. Het biedt ook een blik op ons heden en werpt ons vragen in het gezicht zoals: zijn we wel goed bezig? Pakken we de zaken wel goed aan? Hebben we eigenlijk wel iets geleerd uit het verleden als we kijken naar hoeveel discriminatie er vandaag nog is in onze samenleving? Maar dit gebeurt zeer subtiel. Olyslaegers wijst nergens met een gebiedend vingertje. Hij is de verteller. Het enige wat hij doet is dan ook vertellen.
Wils geraakt geleidelijk aan in beide kampen verzeild. Een mooi citaat dat dit illustreert: ‘Ik zat er middenin. Ik overweeg eens het een, dan weer het ander. Wat de een tegen me zei liet ik botsen met wat een ander me had toevertrouwd.’
Wat ik dan ook zo mooi vind aan het boek is dat Olyslaegers zijn personage niet enerzijds als een opportunistische klootzak wil portretteren of anderzijds als de goedheid zelf. Wilfried Wils komt als een echt mens over op het papier. Hij is niet goed of slecht. Hij maakt soms verkeerde keuzes. Hij kan gewelddadig uit de hoek komen, maar tegelijkertijd voelt hij een diepe verliefdheid voor Yvette, de zus van Lode en Wils' latere echtgenote.
Ik vind het zelf als lezer dan ook moeilijk om een oordeel te vellen over Wils. Enerzijds is hij een slachtoffer, een mens van zijn tijd die zich laat meeslepen. Aan de andere kant is hij ook een dader die verkeerde dingen doet.
Het boek dat afwisselt tussen heden en verleden is goed gestructureerd. Ik krijg nergens het gevoel dat het te lang aansleept of dat er net ergens te vlug wordt over gegaan. Alles is mooi uitgebalanceerd. Het verhaal bezit zowel liefdesscènes als gewelddadige scènes. Toch wordt het nergens te veel, te goor of te sentimenteel. Olyslaegers verliest zijn beheersing niet en houdt alles mooi binnen het kader waarin hij besloten heeft te werken.
Het taalgebruik doet soms denken aan Louis Paul Boon. Doordat Jeroen vaak gebruik maakt van de ‘gij’- vorm. Wat goed is. De personages voelen hierdoor nog dichter en echter aan. Hun taal is spreektaal.
Voor mij is dit een van de betere romans die ik dit jaar heb gelezen.
Reacties