Little Man, What Now? by Hans Fallada
My rating: 4 of 5 stars
Op aanraden van een kennis las ik Falladas roman "Alleen in Berlijn". Ik was meteen zo verslingerd dat ik de week nadien op zoek ging naar de rest van zijn oeuvre.
"Wat nu, kleine man?" verscheen al in 1932, maar blijft - op enkele details na - ongelooflijk actueel.
In eenvoudige taal beschrijft Fallada alledaagse situaties van doodgewone mensen, en dat zonder enige pretentie of sensatiezucht.
Doorgaans heb ik een hartsgrondige hekel aan alles wat nog maar ruikt naar "reality". Maar Fallada schrijft zo meeslepend dat je letterlijk wordt meegezogen in het verhaal en steeds verder wil blijven lezen.
Je leeft je helemaal in in de personages die zo herkenbaar zijn, dat je jezelf voortdurend tegen 't lijf loopt.
Hoewel de situaties die hij beschrijft heel gewoon zijn, en door de stuntelige naïviteit van de personages soms zelfs grappig, zit je vaak op 't puntje van je stoel. Je voelt als het ware zelf de spanning in de lucht, het naderend onheil, de voortdurende onderhuidse angst waarop het boek drijft en die door het hoofdpersonage zelf zo sprekend wordt samengevat: "O, Engeltje," zegt Pinneberg, terwijl hij haar hand grijpt. "O, Engeltje," fluistert hij. "Ik word er zo bang van. En we staan zo alleen." En Engeltje knikt hem langzaam toe en zegt zachtjes: "Wij hebben toch elkaar, jongen."
In feite is het boek een scherpe aanklacht tegen de sociale onrechtvaardigheid van die tijd, een onrechtvaardigheid die in wezen van alle tijden is. Volgend stukje zou ZO uit een lezersbrief anno 2013 kunnen komen, als reactie op één of ander sociaal bloedbad: " Hoe kun je lachen, echt lachen, in deze wereld van sanerende bedrijfsleiders, die duizenden fouten gemaakt hebben, en kleine, verdrukte, vertrapte mensjes, die altijd gedaan hebben wat ze konden?"
Ik denk dat het boek me vooral aanspreekt omdat ik mezelf herken in de Fallada die verontwaardigd is over het onrecht om zich heen. De Fallada die zich machteloos voelt tegenover een falend systeem en geen ander wapen heeft dan zijn pen om ten strijde te trekken. De Fallada die mensen tracht wakker te schudden uit hun vooroordelen, hun egoïsme en hun onverschilligheid, door hen te tonen hoe makkelijk het is om aan de "andere kant" terecht te komen, want : "Armoede betekent niet alleen ellende. Armoede is ook strafbaar. Armoede is een schandvlek. Armoede maakt je verdacht."
De Fallada tenslotte die in heel die rotte boel slechts één "eindeloos lichte, groene wolk" ziet, die kleine, onbeduidende mensen haast verheft tot onsterfelijke goden: "het is hun oude geluk, het is hun oude liefde." En die liefde voert hen "hoger en hoger, van de bevlekte aarde naar de sterren."
Prachtig (,) gewoon!
View all my reviews
My rating: 4 of 5 stars
Op aanraden van een kennis las ik Falladas roman "Alleen in Berlijn". Ik was meteen zo verslingerd dat ik de week nadien op zoek ging naar de rest van zijn oeuvre.
"Wat nu, kleine man?" verscheen al in 1932, maar blijft - op enkele details na - ongelooflijk actueel.
In eenvoudige taal beschrijft Fallada alledaagse situaties van doodgewone mensen, en dat zonder enige pretentie of sensatiezucht.
Doorgaans heb ik een hartsgrondige hekel aan alles wat nog maar ruikt naar "reality". Maar Fallada schrijft zo meeslepend dat je letterlijk wordt meegezogen in het verhaal en steeds verder wil blijven lezen.
Je leeft je helemaal in in de personages die zo herkenbaar zijn, dat je jezelf voortdurend tegen 't lijf loopt.
Hoewel de situaties die hij beschrijft heel gewoon zijn, en door de stuntelige naïviteit van de personages soms zelfs grappig, zit je vaak op 't puntje van je stoel. Je voelt als het ware zelf de spanning in de lucht, het naderend onheil, de voortdurende onderhuidse angst waarop het boek drijft en die door het hoofdpersonage zelf zo sprekend wordt samengevat: "O, Engeltje," zegt Pinneberg, terwijl hij haar hand grijpt. "O, Engeltje," fluistert hij. "Ik word er zo bang van. En we staan zo alleen." En Engeltje knikt hem langzaam toe en zegt zachtjes: "Wij hebben toch elkaar, jongen."
In feite is het boek een scherpe aanklacht tegen de sociale onrechtvaardigheid van die tijd, een onrechtvaardigheid die in wezen van alle tijden is. Volgend stukje zou ZO uit een lezersbrief anno 2013 kunnen komen, als reactie op één of ander sociaal bloedbad: " Hoe kun je lachen, echt lachen, in deze wereld van sanerende bedrijfsleiders, die duizenden fouten gemaakt hebben, en kleine, verdrukte, vertrapte mensjes, die altijd gedaan hebben wat ze konden?"
Ik denk dat het boek me vooral aanspreekt omdat ik mezelf herken in de Fallada die verontwaardigd is over het onrecht om zich heen. De Fallada die zich machteloos voelt tegenover een falend systeem en geen ander wapen heeft dan zijn pen om ten strijde te trekken. De Fallada die mensen tracht wakker te schudden uit hun vooroordelen, hun egoïsme en hun onverschilligheid, door hen te tonen hoe makkelijk het is om aan de "andere kant" terecht te komen, want : "Armoede betekent niet alleen ellende. Armoede is ook strafbaar. Armoede is een schandvlek. Armoede maakt je verdacht."
De Fallada tenslotte die in heel die rotte boel slechts één "eindeloos lichte, groene wolk" ziet, die kleine, onbeduidende mensen haast verheft tot onsterfelijke goden: "het is hun oude geluk, het is hun oude liefde." En die liefde voert hen "hoger en hoger, van de bevlekte aarde naar de sterren."
Prachtig (,) gewoon!
View all my reviews
Reacties