©Lodewijk Deleu
woensdag 21
december 2011
19
uur
lezing door
David
Troch
David Troch (Bonheiden 1977) heeft wel eens een hekel aan
hoofdletters; won o.a. de 'Gerard Vermeersch-prijs' voor monologen en de 'Jules
van Campenthoutprijs' voor poëzie; bracht o.a. 'laat[avond]taal' op papier en
'Een doosje dolle dialogen' op podiumplanken; werkte lange tijd mee aan
'Meander', was redactielid van 'Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschrift' en stond
aan de wieg van het nieuwe literaire initiatief 'Kluger Hans'. Momenteel is hij
'Ambassadeur van de Poëzie van de stad Gent'.
(Bron: Stichting
Lezen)
Studio (verdieping
-1 )
cultuurcentrum
De Werf - Molenstraat 51 - 9300
Aalst
Inkom: 5 ,- EUR
“Poëzie,
proza én theater: ik heb het allemaal nodig”
David Troch heeft op zijn vierendertigste al heel wat
bereikt. Literaire prijzen, dichtbundels, (ultra)kortverhalen, theater en
poetry slams: de jonge auteur heeft van zowat alles geproefd. Een gesprek over
een poëtisch huwelijk, frustraties en hoofdletters.
Er zijn van die
schrijvers die als kind al verkondigen dat ze maar één ding willen, later.
Schrijver worden. Dat geldt alvast niet voor David Troch (Bonheiden, 1977).
“Nee, de liefde voor taal en literatuur is me zeker niet met de paplepel
ingegeven,” vertelt de jonge schrijver ons aan de telefoon. “Al heb ik wel
altijd graag gelezen. Ik herinner me bijvoorbeeld de klassieker Kruistocht in spijkerbroek. En rond m’n
16e verslònd ik het werk van Agatha Christie. Nog later heb ik me op
de Russische klassiekers gestort.”
Troch koos voor een
studie communicatiebeheer en werkte even als eindredacteur bij de krant Gazet van Antwerpen. Elf jaar geleden
ging hij aan de slag bij het communicatiebureau Global Image in Deurne. Maar de
schrijfmicrobe kreeg hem al snel te pakken. In 2002 – Troch was toen nog maar
25 – verscheen zijn eerste bundel ‘ultrakortverhalen’, Tot de sterren gericht. Die waren voor hem de ideale manier om zijn
thema’s en stijl te ontwikkelen, vertelt hij zelf. “Die ultrakortverhalen zijn
vooral goede oefeningen. Een mens heeft – zeker als-ie voltijds werkt – niet
zoveel tijd voor lange verhalen. En bovendien mailde ik ze rond naar iedereen
die geïnteresseerd was: dan is het ook fijn dat ze niet té lang zijn.”
Kruisbestuiving
Maar David Troch
bleek al snel méér in z’n mars te hebben. In 2003 verscheen zijn eerste
dichtbundel: Liefde is een stinkdier,
maar de geur went wel. En ook in de theaterwereld is hij al een belangrijke
waarde. Heeft de schrijver dan ook een voorkeur voor één bepaald genre? “Nee,
ik heb ze alledrie nodig. Meer nog, er ontstaat zelfs een kruisbestuiving
tussen de drie disciplines, de ene komt de andere alleen maar ten goede.
Poëtische beelden zijn bijvoorbeeld ook geschikt voor proza, net als dialogen –
die dan weer typisch ‘theatermateriaal’ zijn.” Maar zijn eigen stijl
omschrijven, daar waagt Troch zich niet aan. “Laat dat maar aan de recensenten
over. Ik ben niet zo’n typische academicus die veel nadenkt over de dingen, ik
schrijf maar wat.”
Die recensenten
zijn in ieder geval vol lof over de jonge auteur. (zie recensies) Hij kaapte al
tal van literaire prijzen binnen (zoals de Jules van Campenhoutprijs voor
poëzie) en publiceerde ook in heel wat literaire tijdschriften, zoals Het Liegend Konijn, Poëziekrant, De Brakke Hond,
Deus Ex Machina én in de Amerikaanse
bloemlezing A Generation Defining Itself.
Troch was daarnaast redactielid van Gierik
& Nieuw Vlaams Tijdschrift en stond mee aan de wieg van Kluger Hans.
Literaire ping-pong
Wie misschien òòk
een beeld kan schetsen van Davids stijl, is Sylvie Marie. Poëzieliefhebbers
kennen haar misschien als huisdichteres van Humo, of van haar recente bundel Toen je me ten huwelijk vroeg. En die ‘je’,
dàt is David Troch. De twee stapten in april 2010 in het huwelijksbootje. Als
we hem vragen hoé dat voelt, een schrijverskoppel zijn, antwoordt David
laconiek. “Sylvie zit op dit moment tegenover me te schrijven. We werken vaak
samen, al doen we elk ons eigen ding. We hebben ook een heel aparte stijl. Maar
Sylvie en ik zijn wel elkaars eerste lezer, we geven feedback. Je kan het
omschrijven als literaire ping-pong. Soms vloek ik wel als zij al een heel
gedicht heeft geschreven, terwijl ik nog geen letter op papier heb. Maar
concurrenten zijn we zeker niet. We steken elkaar aan.”
Ook Sylvie Marie
beseft hoe bijzonder hun situatie is. “Twee dichters in één huishouden, dat
betekent zowel competitie als stimulans,” zei ze in een eerder interview. “Ik
kan me geen leven voorstellen met een partner die niet dicht. Het voordeel is
dat ik meteen feedback krijg op mijn werk, dat ik mijn poëzie niet moet
beginnen uitleggen en dat David het compleet snapt als ik zeg dat ik me wil
afzonderen om te schrijven.”
Poetry slam
Vijf jaar geleden
haalde David de finale van het Nederlandse kampioenschap poetry slam. Dat is
een hippe vorm van poëzie waarbij de dichters het publiek en de jury op drie
minuten moeten overtuigen met een selectie uit eigen werk. De deelnemer die de
meeste rondes ‘overleeft’, wint. Intussen is Troch gestopt met die poëtische
competities. “Als je vaak aan zulke wedstrijden deelneemt, begin je na verloop
van tijd in herhaling te vallen. Ik bracht vaak dezelfde gedichten en ik kon
mijn nieuwe werk niet uittesten, wat frustrerend werk. Al treed ik wel nog
altijd graag op.” Dat mag hij ook geregeld doen als poëzie-ambassadeur van de
stad Gent. Die titel verdiende hij met het gedicht verzoek, dat hij nu laat vertalen in zoveel mogelijk talen die in zijn
stad worden gesproken. De teller staat intussen op tien talen en evenveel
ronkende titels (van bitte tot humilde adoquín que soy…).
Wie een kijkje
neemt op zijn website, leest dat David Troch een hekel heeft aan hoofdletters.
Dat heeft toch een woordje uitleg nodig. “Die afkeer geldt vooral voor mijn
poëzie. Daar krijgt geen enkel woord een hoofdletter. Elk woord, elke letter
van een gedicht is gelijkwaardig. Hoofdletters verstoren die gelijkheid.” Dat
is alvast een bruikbare tip voor literaire creatievelingen. Maar David wil nòg
wel wat advies kwijt. “Je moet vooral veel lezen, dat spreekt voor zich. Het is
altijd leuk om teksten te vinden en te beseffen dat je die eigenlijk zelf had
willen schrijven. Als dat gebeurt, moet je die teksten analyseren: waaròm zijn
ze zo sterk? En durf in je eigen werk ook te schrappen en opnieuw te beginnen,
wees altijd kritisch voor jezelf!”
Interview: Stefanie Van den Broeck
Reacties