Bibliotheek Ninove, Oxfam-Wereldwinkel
Ninove en vzw Kalisj nodigen je van harte
uit op de voorstelling van het boek
Het koekje bij de koffie
Ninove en vzw Kalisj nodigen je van harte
uit op de voorstelling van het boek
Het koekje bij de koffie
op donderdag 24 november om 20 uur
in het zaaltje van de bibliotheek,
Graanmarkt Ninove
nababbel met drankje en knabbel in café Kalisj,
Pollarestraat 126 Ninove
(met dank aan het stadsbestuur
en de wereldwinkel van Ninove)
in het zaaltje van de bibliotheek,
Graanmarkt Ninove
nababbel met drankje en knabbel in café Kalisj,
Pollarestraat 126 Ninove
(met dank aan het stadsbestuur
en de wereldwinkel van Ninove)
Nieuw! 40 jaar Oxfam - Wereldwinkels |
Het koekje bij de koffie · 40 jaar Oxfam-Wereldwinkelsvan Ben SchokkaertIn 1971 opent in Antwerpen de eerste Belgische wereldwinkel. Veertig jaar later is dat winkeltje een netwerk van meer dan tweehonderd speciaalzaken. + Hét indrukwekkende overzicht van 40 jaar Oxfam-Wereldwinkels. + Over de eerste Belgische wereldwinkel die veertig jaar later is uitgegroeid tot een netwerk van meer dan tweehonderd speciaalzaken en de hoofdaandeelhouder is van de middelgrote onderneming Oxfam Fairtrade. + Tegelijk geeft het boek een levendige kijk op de recente sociale geschiedenis van België. |
bestellen |
Uit Het koekje bij de koffie:
Blijft fair trade een Noord-Zuidverhaal?
De ‘wereldwijde’
fairtradebeweging was lange tijd een beweging van consumenten in het Noorden
die opkwam voor de rechten van producenten in het Zuiden. De laatste tien jaar
groeit ook in het Zuiden een fairtradebeweging. Het Trade for Development
Centre kende bijvoorbeeld een Be Fair Award 2010 toe aan Fair Trade South
Africa, dat lokaal geproduceerde
‘eerlijke’ goederen op de binnenlandse markt promoot.
De pioniers van een
zuidelijke fairtradebeweging zitten evenwel in Latijns-Amerika. De organisatie
Comercio Justo Mexico ontwikkelde in 2001 een Mexicaans label voor eerlijke
handel. Elders in Latijns-Amerika was Oxfam-Wereldwinkels betrokken bij de
oprichting van een wereldwinkel in de Chileense hoofdstad Santiago (die helaas
geen lang leven beschoren was) en de lancering van een Café Victoria door haar
partnerorganisatie Fepicafes in Ecuador. Aan de andere kant van de wereld, in
India, bestaat sinds 2006 de organisatie Profit (Promoting Fair Trade in
India), wiens label Shop for Change aan veertigduizend kleine producenten
toegang tot de markt biedt binnen een perspectief van eerlijke productie.
Deze initiatieven van
eerlijke handel in het Zuiden mikken vooral op de koopkracht van de lokale
middenklasse en de bloeiende toeristische sector. Opvallend is dat ze niet
onvoorwaardelijk meegaan in de systemen en de procedures die FLO heeft
uitgebouwd Ze verwijten de internationale organisatie van keurmerkinitiatieven
dat het teveel plantages certificeert en stellen haar controles en
minimumprijzen ter discussie. ‘FLO of
het Europese model kunnen we maar beter niet volgen. Dat is een systeem
dat hoe langer hoe meer de business achternagaat en daardoor de principes van
eerlijke handel naar beneden haalt.’ Ook
wijzen ze op de noodzaak aan kortere ketens en bestrijden ze de excessen
van de globalisering die appels uit Zuid-Afrika naar Europa doet reizen.
De ecologische impact
en het exportgerichte ontwikkelingsmodel van de eerlijke handel zetten het
klassieke Noord-Zuidhandelsdenken onder druk. Dat werd ondermeer duidelijk met
de melkcrisis in Europa in de zomer van 2009. Boze Belgische boeren op de rand
van het faillissement loosden miljoenen liters melk, eisten een eerlijke prijs
en lancerden hun eigen solidaire merk Fairebel.
Kan fair trade, een
concept dat gericht is op solidair handelsverkeer tussen het Zuiden en het
Noorden, wel toegepast worden op de handel in landbouwproducten, geproduceerd
in het Noorden? Joris Rossie, directeur van Oxfam-Wereldwinkels, is duidelijk:
‘Wij willen onze ervaringen met landbouw in en
handel met het Zuiden delen, maar wij zien het niet als de eerste taak van de
fairtradebeweging om fairtrademelk van eigen bodem aan te bieden. Producten uit
het Noorden in samengestelde producten zijn natuurlijk ook een toegangspoort
voor fairtradeproducten uit het Zuiden. Voor dergelijke samengestelde producten
wil Oxfam-Wereldwinkels in de toekomst wel meer de kaart van duurzaamheid
trekken.’
Max Havelaar spreekt
de wereldwinkeldirecteur niet tegen: ‘We ondersteunen elk initiatief dat erop
gericht is om lokale boeren een duurzaam bestaan te garanderen, maar we willen
de term fair trade en haar keurmerk voorbehouden voor producten die
geproduceerd worden door kansarme producenten uit het Zuiden. Fair trade is
immers in oorsprong en tot op vandaag een alternatieve aanpak van
armoedebestrijding gegroeid vanuit het “trade not aid” gedachtegoed.’
Het is een beetje
warm en koud blazen. Neen, we gaan geen producten van eigen landbouwers verkopen.
Ja, we willen wel producten van eigen landbouwers verwerken in onze
fairtradeproducten, op voorwaarde dat nog altijd minstens 51% van de
ingrediënten in dat product van echte fair trade afkomstig is. Producten zoals
Worldshake, chocomelk en appelsap ontwikkelt en promoot Oxfam-Wereldwinkels
uitdrukkelijk vanuit die optiek.
Maar de
vlierbloesemsiroop, uienconfit, pompoenappelsiengelei en speltquinoakoekjes die
Vredeseilanden in 2007 onder de naam Mondoh lanceert, komen de wereldwinkels
niet binnen. Mondoh verwerkt grondstoffen van Belgische bioboeren met eerlijke
ingrediënten uit het Zuiden in kleinschalige ateliers binnen de sociale
economie. Op die manier speelt Vredeseilanden handig in op het criterium
‘productie en consumptie van duurzame voedingsproducten’ van het model
FairTradeGemeenten.
Sommige wereldwinkels
zijn een andere mening dan hun directeur toegedaan. ‘Het huidige
wereldwinkelmodel, dat focust op producten uit het Zuiden, is in een
geglobaliseerde maatschappij voorbijgestreefd’, menen de wereldwinkeliers van
Herzele. ‘FairTradeGemeente legt de link met duurzame landbouw, maar je vindt
die niet terug in de wereldwinkels. De bereidheid om het eigen model in vraag
te stellen is vervangen door commerciële logica. Hadden we indertijd beslist om
duurzame ontwikkeling, milieu en Noord-Zuid samen te brengen in één model,
bijvoorbeeld via een systeem met verschillende labels, dan waren we nu
misschien vijf jaar vooruit geweest in plaats van achter de feiten aan te
hollen.’ In Herzele verkoopt de wereldwinkel producten van boeren uit het
Zuiden en ’t Uilekot producten van lokale bioboeren en de sociale economie in
eigen streek; ‘het voordeel van met twee vzw’s in één huis te zitten’.
Wereldwinkels die het
debat over fair trade in het Noorden willen voeren, vinden in journalist Dirk
Barrez een bondgenoot. ‘In het Zuiden lijkt de eerlijke handelsbeweging die
lokale handel als fair trade te omarmen. Maar als het in het Noorden om korte
keten gaat, wil men daar niet meteen de term fair trade op kleven. Toch is er
geen fundamenteel verschil. Veronderstel even dat wereldwinkels en lokale
boeren de handen veelvuldiger in elkaar slaan’, stelt hij wat uitdagend in zijn
boek Koe 80 heeft een probleem. ‘Dan
zouden de klanten er terecht kunnen voor een veel ruimer aanbod, zowel van
fairtradeproducten uit het Zuiden als van heel diverse voedingsproducten van
onze familiale landbouw. Die samenwerking zou de basis kunnen worden voor de
uitbouw van een sterk distributiekanaal. Dat kan verder uitgroeien tot een winkelnetwerk
voor fair trade dichtbij en veraf, een echt alternatief voor de
grootdistributie. En fair trade zou er een hefboom aan hebben om economisch van
een lichtgewicht te evolueren in de richting van een middengewicht.’
In twee buurlanden
zijn er concrete voorbeelden van eerlijke Noord-Noordhandel. In Frankrijk biedt
de fairtradeorganisatie Ethiquable producten van Franse producentengroepen aan.
Alter Eco brengt, samen met een biologische coöperatie, Franse peulvruchten en
granen op de markt. De producten voldoen aan de klassieke voorwaarden van
eerlijke handel, zoals gegarandeerde minimumprijs en voorfinanciering.
In Duitsland
ontwikkelde het biokeurmerk Naturland het label Naturland Fair. Meer dan honderd
producten, uit het Zuiden én het Noorden, beantwoorden aan de fairtradenormen
die het label heeft uitgewerkt: klassieke fairtradeproducten zoals thee uit
India, bananen uit Ecuador of kruiden uit Sri Lanka, maar ook Duitse bloem en
melk en Italiaanse pasta.
‘Welke houding zal
Max Havelaar aannemen ten opzichte van deze nieuwe trend?’ vraagt Samuel Poos
van het Trade for Development Centre zich af. ‘Gaat ze Noord-Noordhandel
integreren in haar bestaande certificatiesysteem, zoals Naturland, of gaat ze
daarvoor een apart label ontwikkelen? Of moeten we zoeken naar meer
participatieve en minder dure controlesystemen, aangezien hier geen grote
afstand tussen de producent en de consument bestaat? Zijn participatieve
garantiesystemen en lokaal gerichte systemen voor kwaliteitsgarantie de
toekomst voor de lokale en regionale eerlijke handel, in het Noorden en in het
Zuiden?’ En hoe zal Oxfam-Wereldwinkels reageren op die trend?
Blijft fair trade een Noord-Zuidverhaal?
De ‘wereldwijde’
fairtradebeweging was lange tijd een beweging van consumenten in het Noorden
die opkwam voor de rechten van producenten in het Zuiden. De laatste tien jaar
groeit ook in het Zuiden een fairtradebeweging. Het Trade for Development
Centre kende bijvoorbeeld een Be Fair Award 2010 toe aan Fair Trade South
Africa, dat lokaal geproduceerde
‘eerlijke’ goederen op de binnenlandse markt promoot.
De pioniers van een
zuidelijke fairtradebeweging zitten evenwel in Latijns-Amerika. De organisatie
Comercio Justo Mexico ontwikkelde in 2001 een Mexicaans label voor eerlijke
handel. Elders in Latijns-Amerika was Oxfam-Wereldwinkels betrokken bij de
oprichting van een wereldwinkel in de Chileense hoofdstad Santiago (die helaas
geen lang leven beschoren was) en de lancering van een Café Victoria door haar
partnerorganisatie Fepicafes in Ecuador. Aan de andere kant van de wereld, in
India, bestaat sinds 2006 de organisatie Profit (Promoting Fair Trade in
India), wiens label Shop for Change aan veertigduizend kleine producenten
toegang tot de markt biedt binnen een perspectief van eerlijke productie.
Deze initiatieven van
eerlijke handel in het Zuiden mikken vooral op de koopkracht van de lokale
middenklasse en de bloeiende toeristische sector. Opvallend is dat ze niet
onvoorwaardelijk meegaan in de systemen en de procedures die FLO heeft
uitgebouwd Ze verwijten de internationale organisatie van keurmerkinitiatieven
dat het teveel plantages certificeert en stellen haar controles en
minimumprijzen ter discussie. ‘FLO of
het Europese model kunnen we maar beter niet volgen. Dat is een systeem
dat hoe langer hoe meer de business achternagaat en daardoor de principes van
eerlijke handel naar beneden haalt.’ Ook
wijzen ze op de noodzaak aan kortere ketens en bestrijden ze de excessen
van de globalisering die appels uit Zuid-Afrika naar Europa doet reizen.
De ecologische impact
en het exportgerichte ontwikkelingsmodel van de eerlijke handel zetten het
klassieke Noord-Zuidhandelsdenken onder druk. Dat werd ondermeer duidelijk met
de melkcrisis in Europa in de zomer van 2009. Boze Belgische boeren op de rand
van het faillissement loosden miljoenen liters melk, eisten een eerlijke prijs
en lancerden hun eigen solidaire merk Fairebel.
Kan fair trade, een
concept dat gericht is op solidair handelsverkeer tussen het Zuiden en het
Noorden, wel toegepast worden op de handel in landbouwproducten, geproduceerd
in het Noorden? Joris Rossie, directeur van Oxfam-Wereldwinkels, is duidelijk:
‘Wij willen onze ervaringen met landbouw in en
handel met het Zuiden delen, maar wij zien het niet als de eerste taak van de
fairtradebeweging om fairtrademelk van eigen bodem aan te bieden. Producten uit
het Noorden in samengestelde producten zijn natuurlijk ook een toegangspoort
voor fairtradeproducten uit het Zuiden. Voor dergelijke samengestelde producten
wil Oxfam-Wereldwinkels in de toekomst wel meer de kaart van duurzaamheid
trekken.’
Max Havelaar spreekt
de wereldwinkeldirecteur niet tegen: ‘We ondersteunen elk initiatief dat erop
gericht is om lokale boeren een duurzaam bestaan te garanderen, maar we willen
de term fair trade en haar keurmerk voorbehouden voor producten die
geproduceerd worden door kansarme producenten uit het Zuiden. Fair trade is
immers in oorsprong en tot op vandaag een alternatieve aanpak van
armoedebestrijding gegroeid vanuit het “trade not aid” gedachtegoed.’
Het is een beetje
warm en koud blazen. Neen, we gaan geen producten van eigen landbouwers verkopen.
Ja, we willen wel producten van eigen landbouwers verwerken in onze
fairtradeproducten, op voorwaarde dat nog altijd minstens 51% van de
ingrediënten in dat product van echte fair trade afkomstig is. Producten zoals
Worldshake, chocomelk en appelsap ontwikkelt en promoot Oxfam-Wereldwinkels
uitdrukkelijk vanuit die optiek.
Maar de
vlierbloesemsiroop, uienconfit, pompoenappelsiengelei en speltquinoakoekjes die
Vredeseilanden in 2007 onder de naam Mondoh lanceert, komen de wereldwinkels
niet binnen. Mondoh verwerkt grondstoffen van Belgische bioboeren met eerlijke
ingrediënten uit het Zuiden in kleinschalige ateliers binnen de sociale
economie. Op die manier speelt Vredeseilanden handig in op het criterium
‘productie en consumptie van duurzame voedingsproducten’ van het model
FairTradeGemeenten.
Sommige wereldwinkels
zijn een andere mening dan hun directeur toegedaan. ‘Het huidige
wereldwinkelmodel, dat focust op producten uit het Zuiden, is in een
geglobaliseerde maatschappij voorbijgestreefd’, menen de wereldwinkeliers van
Herzele. ‘FairTradeGemeente legt de link met duurzame landbouw, maar je vindt
die niet terug in de wereldwinkels. De bereidheid om het eigen model in vraag
te stellen is vervangen door commerciële logica. Hadden we indertijd beslist om
duurzame ontwikkeling, milieu en Noord-Zuid samen te brengen in één model,
bijvoorbeeld via een systeem met verschillende labels, dan waren we nu
misschien vijf jaar vooruit geweest in plaats van achter de feiten aan te
hollen.’ In Herzele verkoopt de wereldwinkel producten van boeren uit het
Zuiden en ’t Uilekot producten van lokale bioboeren en de sociale economie in
eigen streek; ‘het voordeel van met twee vzw’s in één huis te zitten’.
Wereldwinkels die het
debat over fair trade in het Noorden willen voeren, vinden in journalist Dirk
Barrez een bondgenoot. ‘In het Zuiden lijkt de eerlijke handelsbeweging die
lokale handel als fair trade te omarmen. Maar als het in het Noorden om korte
keten gaat, wil men daar niet meteen de term fair trade op kleven. Toch is er
geen fundamenteel verschil. Veronderstel even dat wereldwinkels en lokale
boeren de handen veelvuldiger in elkaar slaan’, stelt hij wat uitdagend in zijn
boek Koe 80 heeft een probleem. ‘Dan
zouden de klanten er terecht kunnen voor een veel ruimer aanbod, zowel van
fairtradeproducten uit het Zuiden als van heel diverse voedingsproducten van
onze familiale landbouw. Die samenwerking zou de basis kunnen worden voor de
uitbouw van een sterk distributiekanaal. Dat kan verder uitgroeien tot een winkelnetwerk
voor fair trade dichtbij en veraf, een echt alternatief voor de
grootdistributie. En fair trade zou er een hefboom aan hebben om economisch van
een lichtgewicht te evolueren in de richting van een middengewicht.’
In twee buurlanden
zijn er concrete voorbeelden van eerlijke Noord-Noordhandel. In Frankrijk biedt
de fairtradeorganisatie Ethiquable producten van Franse producentengroepen aan.
Alter Eco brengt, samen met een biologische coöperatie, Franse peulvruchten en
granen op de markt. De producten voldoen aan de klassieke voorwaarden van
eerlijke handel, zoals gegarandeerde minimumprijs en voorfinanciering.
In Duitsland
ontwikkelde het biokeurmerk Naturland het label Naturland Fair. Meer dan honderd
producten, uit het Zuiden én het Noorden, beantwoorden aan de fairtradenormen
die het label heeft uitgewerkt: klassieke fairtradeproducten zoals thee uit
India, bananen uit Ecuador of kruiden uit Sri Lanka, maar ook Duitse bloem en
melk en Italiaanse pasta.
‘Welke houding zal
Max Havelaar aannemen ten opzichte van deze nieuwe trend?’ vraagt Samuel Poos
van het Trade for Development Centre zich af. ‘Gaat ze Noord-Noordhandel
integreren in haar bestaande certificatiesysteem, zoals Naturland, of gaat ze
daarvoor een apart label ontwikkelen? Of moeten we zoeken naar meer
participatieve en minder dure controlesystemen, aangezien hier geen grote
afstand tussen de producent en de consument bestaat? Zijn participatieve
garantiesystemen en lokaal gerichte systemen voor kwaliteitsgarantie de
toekomst voor de lokale en regionale eerlijke handel, in het Noorden en in het
Zuiden?’ En hoe zal Oxfam-Wereldwinkels reageren op die trend?
Reacties