Ik bots ik op een monument dat is opgedragen aan Gustave Francotte, minister van Industrie en Werk in het eerste decennium van de twintigste eeuw en ‘maïeur’ van Remouchamps tussen 1921 en 1925. Op het bas-reliëf, naast de brug over de Amblève die eveneens naar hem is genoemd, werken slecht geklede vrouwen en armoedig door het leven stuikende mannen zich kreupel met reeds lang in het museum opgeborgen werktuigen. Francotte wordt als een verlicht despoot door deze voortstrompelende massa van anonieme armoedzaaiers op een schild getild, zoals het dorpshoofd Vercingetorix in het kleine Gallische dorpje telkens ze een lading Romeinen tot everzwijnen hebben gehakt. Engelen steken een handje toe en laten de brave katholiek boven zijn dankbare dorpelingen zweven.
Zou de minister tussen zijn hemelse engelenkoren goedkeurend hebben geknikt toen hier in de jaren tachtig door honderden arbeiders kerktorenhoge pijlers in de oevers van de Amblève werden geheid? Zou hij blij zijn geweest dat de geborgenheid die eeuwenlang over zijn geboortedorp moet hebben geheerst, werd geslachtofferd op het altaar van de vooruitgang? De E25 overspant in Remouchamps, op het kruispunt van wegen naar Banneux, Spa, Coo en Aywaille, niet alleen de Amblève, maar het halve dorp, zoals de Brusselse ring hele fabriekswijken van Vilvoorde tot een onderwerelds bestaan reduceert. Over het indrukwekkende viaduct denderen Belgische spaarders op weg naar Luxemburgse banken. Noord-Franse vrachtvervoerders verslepen containers vol onbenulligheid vanuit Noordzeehavens naar tevreden consumenten in een Midden-Europees achterland. Hollandse caravans reppen zich naar door Hollanders uitgebate campings in de Ardèche. Vlaamse dagjestoeristen zetten koers naar de Waterval van Coo en de Grot van Remouchamps.
Reacties