De kreeft op uw bord
werd rood toen u naar haar keek.
De oester slikte haar parel in
en liet haar schaal open voor u.
De mosselen konden uw blik
niet aan en kropen terug in hun schelp.
De spaghetti verloor het evenwicht,
bezweek en werd weer opgevangen.
De rijst kleeft van verlangen en wil
er nog een kruidig kippetje bij.
De frieten worden langer, bruiner.
Zij willen dat u strootje trekt.
Weet wat u eet.
Zij zien u wel zitten.
Reacties