Je kijkers als speculaas kruimelen
in mijn kopje karamel.
Zo zie ik je gember
als ik je op wil slurpen.
(Ik laat je vijf minuten trekken)
Je rooibosneus als jasmijn mengt
in mijn jasje ayurveda.
Zo maal ik je fijner
als ik je op wil snuiven.
(Ik val me graag een builtje*)
Je infuus kamille als melopee druppelt
in mijn kano van kaneel.
Zo ruik ik je trager
als ik je op wil schuiven.
(Ik lust wel een groen blaadje)
Je Ceylonpeper met spirea kruist
in een ei van moerasmunt.
Zo brand ik jenever
als ik je netelbes wil kruiden.
(Ik schil wat sinaas in je appel)
Maar hoe proef ik je hibiscus:
langs de leien van mijn kop,
zoals anijszaad aan je roze bottel
en ik tussen je dijen van melisse
als ik je zoet wil houten.
(Er kleeft vanille aan mijn zakje)
(*dat niet op de compostberg mag)
Reacties