Na middernacht monster ik de stapel. Veertien stuks. Elk 50 cent, of het nu een borstzakjespamflet dan wel een vuistdikke turf is. Ik probeer me te herinneren waarom ik wat heb gekocht en hoe ik als een impulsaankoper de blikken sardienen heb gevingerd.
· Beckett, Robberechts en Calvino: omdat ik ze koester en zij al dood zijn?
· Van Heulendonck: omdat ik hem apprecieer en hij nog leeft?
· Theunisse: omdat ik nieuwsgierig ben naar schrijvende jonger-dan-ik-genoten?
· Gevers: omdat Huet, die een boekje schreef dat ik zou willen schrijven, een soort van eigenzinnig alfabet, zo mooi over deze Antwerpse bourgeois-schrijfster geschreven heeft?
· ‘Het vergeten kind’: omdat Dongala er de roerige geschiedenis van Congo-Brazzaville in beschrijft?
· Dorfman: omdat hij schrijft over opgroeien in twee verschillende culturen?
· Buddingh’: omdat ik zijn dagboekoverpeinzingen wil toetsen aan de mijne?
· De ‘Westindische sprookjes’: omdat ik eerder ook al de Turkse, de Keltische, de Afrikaanse, de Arabische, de Zuid-Amerikaanse en de Maorisprookjes heb gekocht?
‘Het uur nul’ van Bracke heb ik eruit getast omdat ik weet van horen zeggen dat het een jeugdklassieker is. (Dat is er aan te zien. Het boek is danig gehavend. Duidelijk iets om af te voeren.) Bij de flinterdunne Hermans moet het de titel zijn: ‘Waarom schrijven?’ Maar waarom koop ik een boek van twee broers uit de Westhoek over de omstandigheden waarin de oorlogsgedichten van Sassoon, Kipling, Graves en Blunden tot stand zijn gekomen? En waarom een beduimeld Nieuw Wereldtijdschrift van december 1985? Om de zeven gedichten van Dewulf natuurlijk. En het Jamaicaanse reisessay van Barnard.
Reacties